De term ‘beelddenken’ is in 1951 bedacht door logopediste Maria J. Krabbe. Zij kwam in haar praktijk kinderen tegen, die anders communiceren. De taalvaardigheid van deze kinderen was duidelijk minder goed, dan hun vaardigheden op andere terreinen. Zij is op zoek gegaan naar een theorie die de kenmerken van deze kinderen met elkaar in verband kon brengen en kwam uit bij een andere manier van denken. Deze kinderen bleken een manier van denken te hebben, vanuit beelden en gebeurtenissen. Zij noemde dit ‘beelddenken’. Daar tegenover zet zij het ‘taaldenken’, het denken vanuit woorden en begrippen. In 1987 beschreef Nel Ojemann het Beelddenken als “een vorm van denken die iedereen zolang men jong is gebruikt” en rond het vijfde, zesde jaar loslaat om over te gaan op het ‘woorddenken’ of ‘begripsdenken’. Beelddenkers zouden dit laatste niet doen en juist gebruik blijven maken van het ‘beelddenken’ of ‘begripsdenken’.
Van primair denken naar secundair denken
We worden allemaal als beelddenkers geboren. We kennen nog geen taal en kunnen nog nauwelijks beredeneren. Een baby ontwikkelt zich en leert via plaatjes, geluiden, bewegingen, klanken, muziek, kleuren; dit noem je zintuiglijk. Al deze informatie verwerkt een jong kind via de rechterhersenhelft en noem je het primaire denkproces. Gaandeweg praten de ouders tegen het kind en leert het kind praten. Zo rond het vijfde, zesde levensjaar wordt meestal de overstap gemaakt naar het talige denken. Dit heet secundair denken en de informatieverwerking verplaatst zich naar de linkerhersenhelft. Het kind begint te denken in woorden, leert beredeneren, ordenen, plannen, werken met tijd, rekenen, lezen en schrijven.
Hersenen
Onze hersenen bestaan uit twee delen. Een linkerhersenhelft en een rechterhersenhelft.
Met onze linkerhersenhelft verwerken we talige informatie over tijd, cijfers en processen. Daarnaast sturen we met onze linkerhersenhelft de bewegingen aan de rechterkant van ons lichaam aan. Met onze rechterhersenhelft verwerken we informatie in, onder andere, beelden, kleur en gevoel. We sturen met onze rechterhersenhelft ook de bewegingen aan de linkerkant van ons lichaam aan. Om dingen goed te doen moeten de rechter- en linkerhersenhelft goed samenwerken. Bij lezen moet je bijvoorbeeld de vormen van de letters zien, herkennen en benoemen (vorm, ruimtelijk inzicht) en door het gebruik van je linkerhersenhelft kan je begrijpen wat er staat (woorden, volgorde, informatie opbouwen). Bijna alles wat je op school leert, ontwikkelt voornamelijk de linkerhersenhelft. Bijna alles heeft te maken met woorden, taal en logisch denken. Dit, terwijl we toch al lang weten dat juist het samenwerken van de hersenhelften de beste resultaten oplevert.
Beelddenken
Wanneer een kind rond het vijfde, zesde levensjaar niet overgaat op het secundaire denkproces, maar de voorkeur blijft houden voor het primair denkproces, noemen we dat een ‘beelddenker’. Deze kinderen denken middels beelden en moeten hier achteraf woorden bij zoeken om hun gedachten en ideeën uit te leggen aan anderen.
Zogenoemde ‘taaldenkers’ gebruiken beelden alleen als ondersteuning en geheugensteun. Een ‘taaldenker’ bedenkt een beeld bij zijn woorden. Iedereen kan dus in beelden denken, maar er is een verschil in hoe men deze beelden gebruikt. Als iemand het woord ‘huis’ zegt zal de beelddenker dus een beeld van een huis in zijn gedachten zien en bij de taaldenker komt het woord zelf in zijn gedachten. Beide hersenhelften ontwikkelen zich wel gewoon door en er is dan ook geen verband met het intelligentieniveau van de leerling. Dit betekent dus ook dat een beelddenkende leerling best heel hoog kan scoren op verbale èn/of performale deel van een intelligentietest.
We zien wel dat veel hoogbegaafd geteste kinderen beelddenkend zijn.
De begaafdheid van beelddenkers
Een beelddenker:
• is een snelle denker (32 beelden per seconde, een taaldenker denkt ongeveer 2,5 woord per seconde),
• is vaak heel creatief en associatief,
• is vindingrijk en origineel (kan dingen snel doorzien en ‘om een hoekje kijken’),
• is inlevend,
• beleeft zijn wereld intens (voelt, ruikt, proeft, ziet en hoort),
• is een goede leidinggevende (heeft snel overzicht),
• is oplossingsgericht (ziet zeer snel oplossingen),
• heeft een brede belangstelling,
• is een doorzetter,
• is vaak vol energie en enthousiast.
De moeilijkheden voor beelddenkers
Een beelddenker:
• heeft moeite met automatiseren van taal en rekenen,
• heeft moeite met tijd (plannen, klokkijken, tijdsbesef),
• mist vaak details,
• is druk en chaotisch,
• heeft moeite met gericht luisteren,
• is vaak zeer gevoelig (daardoor snel oververmoeid),
• heeft vaak moeite met het afmaken van dingen,
• luistert niet naar de uitleg, maar begint gewoon,
• heeft verhoogde kans op faalangst,
• weet vaak niet hoe hij moet leren,
• heeft moeite met huiswerk (af)maken.